Het onderwijs was in het verleden, evenals de armenzorg, een taak van de kerk. Voor 1594 stond het onderwijs in dienst van de roomse kerk, na de Hervorming is dit overgegaan naar de Hervormde kerk. De schoolmeester was tegelijk koster. Hij werd, evenals de dominee, aangesteld door de dorpsjonker die de kerkelijke rechten bezat. Deze zocht iemand uit, die wat lezen en schrijven kon. De uitverkorene moest zich dan verder maar met de jeugd zien te redden, desnoods met behulp van de plak.
Evenals in de omliggende dorpen was in Niehove de school aanvankelijk gevestigd in de kosterswoning die direct ten noorden van de kerk aan het Kerkpad lag. In een soort schuur, in één lokaal, kwamen de kinderen samen. De meester zat, met zijn pruik op en een lange kamerjas aan, achter zijn lessenaar, waar ieder kind op zijn beurt bij hem moest komen om overhoord te worden. Iedere leerling kreeg apart les. Klassikaal onderwijs was er niet.
De school was tegelijk huiskamer. Meesterke, de vrouw van de meester, zat dan ook rustig bij de lessen. In het vrije kwartier verkocht ze koekjes en snoepgoed aan de kinderen. Men stelde aan het onderwijs geen hoge eisen. Het omvatte schrijven en rekenen, maar vooral lezen en zingen. Van een echte opleiding was geen sprake. De leerplicht bestond nog niet en veel kinderen werkten in de zomertijd op het land.
In 1826 was de oude school in de kosterswoning van Niehove te klein geworden. Men ruilde de woning tegen een ander huis aan het Kerkpad. In 1827 brachten de Niehoofsters 1000 gulden op voor de bouw van een nieuwe school achter het juist verworven huis. In 1863 bleek ook deze school te klein. Men brak nu het woongedeelte af om de school te kunnen vergroten. De schoolmeester kreeg tegenover de school een nieuwe woning. De school aan het Kerkpad deed tot 1898 dienst. Niehove kreeg toen een nieuwe onderwijsinstelling aan de Rikkerdaweg, de Koningin Wilhelminaschool met vier lokalen. Maar na het veertigjarig jubileum in 1938 sloot men het gebouw omdat er te weinig leerlingen waren.