Niehove dateert al van voor onze jaartelling. Het was onder de naam Suxwort (Zuidwierde) eeuwenlang de hoofdplaats van het toenmalige waddeneiland Humsterland. Toen het dorp rond 1200 een afzonderlijke rechtspostie innam kreeg het de huidige naam. De proost van Humsterland huisde in de Ipkemaheerd en bestuurde vanuit Niehove het Westerkwartier van de provincie Groningen en Achtkarspelen en het oostelijk deel van Friesland (Achtkarspelen).
Niehove is een van de fraaiste voorbeelden van een radiair wierdendorp: alle wegen en paden lopen in de richting van de in het midden gelegen kerk. Deze oorspronkelijke structuur is prachtig bewaard gebleven en heeft het predicaat ‘Beschermd dorpsgezicht’ opgeleverd.
Een wierde is een verhoging die diende als vluchtplaats bij opkomend water. De wierde lag namelijk in het kweldergebied dat bij vloed geregeld onderliep. Steeds frequentere stormvloeden dwongen de bewoners tot het aanleggen van ringdijken. Zo ontstond Humsterland. Vanaf 1400 dijkten de monniken van Aduard het omringende land in. Niehove is de grootste en hoogste wierde van Humsterland en speelde een belangrijke rol in de plaatselijke verhoudingen.
De huizen staan in een cirkel rond de kerk, aan een straat die tot 1830 door een cirkelvormige gracht van het hoge kerkhof was gescheiden. Zijwegen voeren langs de wierde naar de ringweg beneden. De grote lange kerk met dakruitertje stamt uit het begin van de 13de eeuw. Tot ± 1600 was de kerk het enige stenen gebouw in het dorp. Het kerkorgel bevat nog pijpen en andere onderdelen uit 1575.
Niehove telde drie molens. Een achtkantige pelmolen, een stander of vierkante graanmolen en een in 1839 gebouwde vlasmolen, de enige in de provincie. Aan het molenpad kan de bezoeker nog de originele sarrieshut van de commissaris (sarrie) aantreffen. Befaamd is het 17de eeuwse café ‘Eisseshof.
In de loop van de tijd verdwenen de meeste boerderijen uit het dorp. Er vestigden zich ambachtslieden, zoals smeden, wagenmakers, kuipers, molenaars, bakkers, slagers, wevers, kleermakers, schoenmakers, timmerlieden, metselaars, strodekkers en kasteleins.
Met de opkomst en de bloei van de akkerbouw steeg het aantal arbeidsplaatsen en de vraag naar woningen. Er werden nieuwe woningen, winkels en bedrijfjes gebouwd die dicht op elkaar en meestal direct aan de weg stonden. Dit leverde een vrijwel gesloten gevelwand op rond de kerk.
In 1910 had Niehove 21 winkels, waaronder 2 kruideniers, 2 slagers, 3 textielzaken, 2 schoenmakers en 3 café’s. In 1958 waren er nog 15 winkeltjes over. In vrijwel ieder voorhuis rond de Kerkstraat dreef men een winkeltje. In het achterhuis had de man veelal een werkplaats. Veel werkplaatsen deden tevens dienst als clandestien kroegje of “stille kniep”. Samenloop van verschillende bedrijfjes was normaal. Zo was de fietsenmaker tevens barbier of haarsnijder en had hij ook altijd wel “iets bruins in de kan”.
De smederij nam in de wierdendorpen een bijzondere plaats in binnen het dorpsleven. Vaak was de smid ook heelmeester, omdat de echte dokter te ver weg woonde. Men kon bij hem onder meer terecht voor een aderlating. In Niehove lag de smederij tegenover de oostelijke ingang van de kerk, op de hoek van de Kerkstraat en de Smidsweg. De bedrijvigheid die de smederij met zich meebracht bepaalde het dorpsbeeld ter plaatse. De smid was, evenals de barbier, ook fietsenmaker. De smederij was ook het onderhoudsbedrijf voor landbouwwerktuigen en later ook de dorpsgarage.
De smid en zijn knechten deden veel werk buiten op straat. Hier werden de paarden beslagen en kregen wagenwielen nieuwe hoepels. Later stond voor de smederij ook de bezinepomp van het dorp. Verzonken in de modder van de Kerkstraat bevond zich de blusbak, waarin de smid de gloeiendhete wagenhoepels en hoefijzers afbluste. Binnen in de smidse deed de oude zandstenen doopvont uit de kerk dienst als blusbak naast de oven. Op de boom tegenover de smederij hingen de berichten over het dorpsleven.
De ligging van de smederij aan de ring rond de kerk heeft, naar verluidt, een argeloze bezoeker van Niehove parten gespeeld. Hij was “met ain haile bult viev’n en zessen” op zoektocht naar de uitgang van de Kerkstraat. Onderweg telde hij maar liefst zeven smeden die “verdoald almoal een knecht met rood hoar hadd’n”.
Molens die het koren maalden dat rondom het dorp werd verbouwd waren van groot belang waren voor het dorp. In Niehove stonden rond 1840 maar liefst drie molens. Aan de noordoostkant van het dorp stond aan het Molenpad eeuwenlang een standerdmolen. Zulke molens worden met romp en al in de wind gedraaid. Bronnen uit 1628 maakten er al melding van. In 1859 verving een kleine achtkante stellingmolen de afgebroken standerdmolen. De nieuwe molen bestond slechts tot 1890. Het molenhuis, dat tevens bakkerij was, staat er nog.
Tegenover de molen stond de sarrieshut. De sarries (verbastering van het Franse commissaire) was een door de bestuurder van het gebied aangesteld persoon die belasting moest innen van ieder die in de molen zijn graan kwam malen en meel mee terugnam. De sarries genoot bescherming van hogerhand. Dat was aan de sarrieshut te zien door de speciale steen die in de gevel van het huis was aangebracht.
In 1839 bouwde stelmaker Jacob de Vries op Tilstok eigenhandig een vlasbraakmolen, die de enige in de provincie was. Deze vlasbraakmolen heeft maar enkele tientallen jaren dienst gedaan.
Aan de westzijde van het dorp bij de haven stond een grote achtkante stellingmolen, een pelmolen. Deze molen was in ieder geval in 1781 al aanwezig. In 1958 werd helaas ook deze laatste molen van Niehove gesloopt.
Vervoer over land
Niehove had als kerkdorp een verzorgende functie voor het omliggende gebied. Het dorp en het verzorgingsgebied lagen geïsoleerd. Voor de aan-en afvoer van goederen was men aangewezen op vervoer per schip (de snik) en op bodediensten naar de stad en de grotere plaatsen in de buurt. Tot het laatst van de negentiende eeuw gebeurde dat nog met de hondenkar, later met paard en wagen. Pas vanaf ± 1930 reed de eerste vrachtautodienst op Groningen.
De bodediensten in Niehove waren gevestigd aan de Kloosterweg. In het huis op de hoek met de Kerkstraat was het bedrijf van boderijder Abel Numan gevestigd. In dit huis ligt ook de oorsprong van het latere transportbedrijf Bok. Op de foto de bodewagen van Abel Numan met paard. Linksvoor in de stoel zit collega-boderijder en buurman Menno van der Woude. Bij de aankomst en het vertrek van de bodewagen was het altijd een drukte van belang.
Direct ernaast lag het huisje van Menno van der Woude. Hij haalde schillen en lompen op in het dorp en onderhield een bodedienst op Oldehove en Groningen met zijn hondenkar. Later deed hij dit met paard en wagen. De honden waren wild en bloeddorstig en werden in hokken bij het huis gehouden. De pens en het andere afvalvlees dat voor hondenvoer diende was tot ver in de omtrek te ruiken.
De haven
Een belangrijk deel van het vervoer ging vroeger over water.
De waterwegen waren voor het dorp belangrijker dan de gewone wegen omdat die klein in aantal, smal en vaak onbegaanbaar waren.
De oorspronkelijke haven van Niehove lag even ten zuiden van het dorp in een waddenslenk. Voor de bedijking van Humsterland rond 1200 ging het om een getijdenhaventje. Na het aanleggen van de ringbedijking gebruikte men deze slenk, die nu het Niehoofsterdiep heet, als vaarweg en afwateringskanaal. In de zuidelijke dijk van Humsterland bouwde men een sluisje. Dat is nu nog gedeeltelijk terug te vinden als de brug ‘het Nijhoofster zieltje’ bij Heereburen. Via dit Niehoofsterdiep had Niehove een vaarverbinding met de Hunze (later het Reitdiep) en het achterland.
In 1839 groef men bij de pelmolen van het dorp een nieuw haventje met een opvaart naar het Niehoofsterdiep. De dominee gebruikte het oude haventje later als ‘zwemplak’. Hier leerde hij de dorpsjeugd zwemmen. Staande in het diepje hield hij de dorpskinderen bij de rugbanden van hun badpakken boven water en bracht ze de schoolslag bij.
De nieuwe haven groeide uit tot de belangrijkste verbinding met de buitenwereld. Hier vertrok de beurtschipper naar Kommerzijl en Groningen. De graanschipper bracht via de haven graan naar de molen en nam het meel weer mee terug. De turfschipper had aan de haven zijn turfschuur direct aan het water. De jaarlijkse kermis vond aan de haven plaats. De kermisattracties werden met platschuiten aangevoerd.
Het Christendom in Humsterland
Het Humsterland heeft een belangrijke rol gespeeld bij de kerstening van het wierdengebied. De overgang van het heidendom naar het christendom verliep er niet zonder strijd. In 754 werd Bonifatius bij Dokkum vermoord door “een roversbende afkomstig uit het gebied ten oosten van de Lauwers”. Het ging hier om lieden afkomstig uit Humsterland.
De opvolger van Bonifatius, Willehad, leek het al niet beter te vergaan. Hij bereikte rond 777 wel Suxwort, de hoofdplaats van Humsterland, maar kon er maar ternauwernood aan de dood ontsnappen. Toen hij de plaatselijke bevolking probeerde over te halen om hun heidense gebruiken op te geven ontstak men in woede. Men eiste zijn leven. Enkelen wilden de beslissing echter aan de goden overlaten. Daartoe wierp men het lot over zijn leven. Dit bleek hem gunstig gezind. Willehad trok daarna snel verder naar veiliger oorden.
Uiteindelijk slaagde Liudger er wel in deze streek te kerstenen. Humsterland maakte vanaf het jaar 804 deel uit van het bisdom Munster, dat Liudger stichtte in Westfalen. Dit bisdom had de macht over alle Friese gouwen, waartoe toen ook de Groninger Ommelanden behoorden. De stad Groningen viel onder het gezag van de bisschop van Utrecht. Dit is een van de oorzaken van de eeuwenlange strijd tussen de stad Groningen en de Ommelanden.
Als gevolg van de kerstening ruimt men in de wierdendorpen de heidense heiligdommen op. Daarvoor in de plaats lieten de predikers eenvoudige houten kerkjes bouwen midden op de voornaamste wierden. Men neemt aan dat Liudger het eerste houten kerkje van Humsterland bouwde in Suxwort, het latere Niehove, de toenmalige hoofdplaats.
In de kerk van Niehove is een bezoekerscentrum gevestigd. De permanente expostie helpt bezoekers bij het herkennen van de eeuwenoude sporen in het tegenwoordige dorp. Aan de hand van een maquette, tentoonstellingspanelen, historische voorwerpen en een videopresentatie wordt men door het dorp en zijn geschiedenis geleid.
Wie meer wil weten over de geschiedenis van wierden en hun bewoners en over het wierdenlandschap moet beslist een bezoek brengen aan het Museum Wierdenland in Ezinge.