De kerk van Niehove is rond het jaar 1230 gebouwd, op de plek waar tot dan toe waarschijnlijk het eerste houten Liudgerkerkje van Humsterland heeft gestaan. Het bleef eeuwenlang het enige stenen gebouw in het dorp. De kerk was in de middeleeuwen kleiner. In de noordmuur zijn nog de oorspronkelijke smalle romaanse dertiende eeuwse rondboogvensters te zien. In de 15e eeuw werd de kerk verlengd met het huidige driezijdige koor. In de zuidmuur werden de ramen vervangen door grotere gotische spitsboogramen.
Vroeger stond men in de kerk. De mannen stonden aan de zuidzijde, de vrouwen aan de noordkant. Banken kwamen er pas in de achttiende eeuw. In de kerk staan twee herenbanken: de lage en oudste van de familie Schuiringa en de hoge van de familie Feringa. Op de plaats waar nu een bakstenen rollaag in de vloer de scheiding tussen schip en koor aangeeft, heeft vroeger het koorhek gestaan. Dit hek is later opgesplitst en verwerkt in de houten wanden aan weerszijden van de kerkzaal.
De handvervaardigde orgelpijpen en het binnenwerk van het orgel stammen uit 1575. Ze behoren daarmee tot de oudst bewaard gebleven orgelwerken. De kast werd in 1816 vernieuwd. Van de ± 40 grafzerken in de kerk zijn er tenminste tien van personen die de kerk bezocht hebben toen er nog de heilige mis werd opgedragen. Uit de roomse tijd stamt verder de sacrementsnis. Ook is een klein deel van het roodstenen altaar teruggevonden. Het kerkgebouw nam in vroegere eeuwen letterlijk en figuurlijk een centrale plaats in in het dorpsleven. Zo hield men er kermissen, verkopingen en jaarmarkten. Het was het middelpunt van het verenigingsleven. Wekelijks werden er de belangrijke gebeurtenissen aangekondigd. De kerk diende tijdens watersnood ook als vluchtplaats voor mens en dier.
Pastorie, weem en klooster.
De proost van Humsterland woonde in vroeger eeuwen in Niehove op de Ipkemaheerd. Deze machtige man, die zowel de kerkelijke en wereldlijke macht uitoefende in het hele Westerkwartier en delen van Friesland, was indertijd waarschijnlijk toch niet meer dan een gewone dorpspastoor, die tevens het beroep van boer uitoefende om aan de kost te komen.
Direct ten zuiden van de kerk bouwde men aan het eind van de zestiende eeuw aan de kerkgracht de eerste pastorie. Het was het eerste stenen woonhuis in het dorp, gebouwd met kloostermoppen, die vrijkwamen bij de sloop van het klooster van Aduard. Na de reformatie woonden hier de eerste dominees van Niehove.
In de negentiende eeuw nam men de Ipkemaheerd weer in gebruik als weem. Een weem is een boerderij van de kerk, bewoond door de dominee. In 1910 werd de Ipkemaheerd afgebroken en bouwde men een nieuwe pastorie aan de overkant van de Rikkerdaweg.
De armenzorg was oorspronkelijk een zaak van de kerk. De kerkelijke armenzorg, de diaconie, en de burgerlijke gemeente bezaten in Niehove samen enkele woonruimten in een langgerekt gebouw waarin zij behoeftige gezinnen onderbrachten. De diaconie had in het zogenaamde klooster drie woningen en de gemeente een. De naam “klooster” voor de armenhuizen wijst er op dat men zich er echt opgesloten voelde.
Kerkpaden
Toen de dijken hoger en veiliger werden durfden de boeren het aan nieuwe en grotere boerderijen aan de rand van het eiland te vestigen. Van daaruit brachten zij steeds meer land in cultuur. De nieuwe boerderijen lagen in een kring rond het kerkdorp. Omdat de huidige boerderijen vaak nog op dezelfde plaatsen liggen is dit vanaf de rand van de wierde nog goed te zien. De woningen van de landarbeiders die bij de boerderij hoorden lagen vaak nog dieper in het nieuw ontgonnen land. Van hieruit moest de landarbeider toezicht houden op het vee dat buiten de dijk graasde. Enkele landarbeiderswoningen in het buitengebied liggen nog steeds op deze plaatsen.
Smalle paden die in het land slechts een of twee bakstenen breed waren of zelfs onverhard, vormden de verbinding tussen het dorp en de boerderijen en huisjes rondom. Over deze paden ging men naar de kerk. Maar de boeren brachten via deze kerkpaden ook hun produkten naar het dorp om ze daar te verkopen. Ook de spullen die men op de boerderij nodig had voerde men vanuit het dorp aan over het kerkpad. De kinderen liepen over deze paden naar school. Via de kerkpaden behielden de boeren het contact met het dorpsleven.
De kerkpaden hebben eeuwenlang bestaan. Ze vormden de enige verbinding over land. In het dorp kwamen de kerkpaden via een smalle doorgang uit op de Kerkstraat. De nauwe doorgangen tussen de huizen, vaak niet breder dan een kar, zijn vandaag de dag nog goed terug te vinden. Ook enkele kerkpaden zijn in het land nog in hun oorspronkelijk vorm bewaard gebleven.
De kerk is eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken.
Er is een speciale website met veel info over deze kerk. Klik hier