Hoe zag mijn leven eruit voor Corona?
Ik coachte werknemers van Philips Drachten die een loopbaanvraag of een persoonlijke ontwikkelingsvraag hadden. Ik paste regelmatig op de kleinkinderen. Ik schreef een toneelstuk in het kader van de herdenking van de 2e WO. Ik ontving mensen voor schrijfcoaching, schreef elke dag, gaf les aan de Schrijversvakschool in Groningen, maakte een wandeling of een fietstocht met Fred en tussendoor zag ik mijn zussen, kinderen, vrienden en vriendinnen.
Wat werd anders?
De helft van de voorstellingen van het toneelstuk werd geannuleerd. Philips schortte de coachingsactiviteiten tijdelijk op, mijn schrijfklanten bleven thuis, de lessen op de Schrijversvakschool werden digitaal, ik ging Zoomen, appen, Facetimen en Skypen met vrienden en familie. De kleinkinderen zaten niet meer op schoot maar kregen hun oma met de prentenboeken in digitale versie. (Tip: https://www.boekpakket.nl/digitale-prentenboeken heeft voor zolang de coronacrisis duurt de kinderboeken gratis beschikbaar gesteld.)
Wat bleef?
Elke ochtend schrijven, vanaf een uur of zes tot een uur of een, virus of niet. Een dag zonder schrijven is als een dag zonder Bach, een verloren dag…Op dit moment bewerk ik levensverhalen die mensen in een kleine gemeenschap in de buurt van Ommen elkaar hebben verteld. Ze willen graag dat het een boek wordt. Er trekken hele levens aan me voorbij en ieder leven is even boeiend. Ik leer en passant over weidevogelbescherming, Wagyu koeien, kaasmaken, het prachtige Vechtdal, het verzet in Dalfsen, fosfaat- en stikstofproblemen en nog veel meer. Daarnaast werk ik aan twee manuscripten: een klein boekje over oud zijn en oud worden en een groter project waar ik niet verder op inga omdat schrijvers bijgelovig zijn en denken dat praten over een boek of een roman in wording, het schrijven negatief beïnvloedt.
En ik leg de allerlaatste hand aan een nieuw boek, Kiendops oorlog. Het zal in oktober 2020 verschijnen bij uitgeverij de Wereldbibliotheek. Het is een boek over de Tweede Wereldoorlog, gebaseerd op de belevenissen van onze dorpsgenoot Willem Reinen. Hij was tien toen de oorlog begon, woonde in Arnhem en moest in september 1944 met zijn ouders hals over kop huis en stad verlaten. ‘Voor hooguit een weekje,’ zei zijn moeder, maar zijn vader en hij vermoedden dat het wel eens langer kon gaan duren. Het werd een tijd met ingrijpende gebeurtenissen die de rest van zijn leven zouden bepalen. Toen hij uiteindelijk terugkeerde naar de ruïnes van zijn huis was hij vijftien en volwassen.
Ter gelegenheid van 4 en 5 mei is hier een fragment uit Kiendops oorlog.
Achter ons huis liggen alle spullen die mee moeten. Voor iedereen een warme trui en een winterjas, hoewel de zon schijnt, hoewel het september is, ‘maar de avonden kunnen koud zijn,’ zegt pa.
Dekens, eetgerei, een pot pruimen op sap, een zak aardappels, surrogaat koffie en thee, een handtas, een koffer, allebei van ma. De handtas puilt uit, de koffer staat bol.
Ik lees nog maar eens voor wat er in het bevel staat:
‘Ieder neemt slechts het hoognodige mee en wel voornamelijk dekens, eetgerei en mondvoorraad.’
Ik wijs naar de berg spullen. Ze luisteren niet naar mij.
Aan zijn fiets met houten banden hangt pa alles op. Hij wikkelt een deken om de stang. Daartussen stopt hij de kleine dingen: Drie koppen, voor iedereen bestek en een diep bord want ‘van een diep bord kun je alles eten, soep, aardappels, vlees, vla.’
‘Als er iets te eten is,’ zegt ma.
Ik denk: Vla. Vla. Vla. Ik weet niet eens meer hoe vla smaakt. Maar het tweede leger is vlakbij, dus vla ook. Gele vla en bruine vla.
Op het stuur de andere deken, achterop in een houten kistje de etenswaren.
‘Klaar,’ zegt pa. ‘We gaan.’
‘Er moet nog een witte vlag op,’ zeg ik.
Ik citeer: ‘In verband met luchtgevaar wordt men aangeraden kleine groepen te vormen, voorzien van witte vlaggen.’
Ma legt een wit laken over de fiets.
‘Dat glijdt eraf,’ zegt pa.
Ma knoopt de uiteinden vast aan de kist.
‘Dat blijft niet zitten,’ zegt pa.
Ma loopt een stuk achter pa, haar winterjas hangt los, haar hoofd is rood, haar haar is nat alsof ze door de regen heeft gelopen, maar dat kan niet want de zon schijnt. Ze sjouwt de bolle koffer en schuin over haar borst hangt haar handtas. Het witte sloop heeft ze over haar schouders gehangen.
Oorlog is een synoniem voor gebukt gaan onder zware zakken die je van hot naar her sleept. Spullen die je wilt ruilen tegen voedsel, spullen die je wilt verstoppen omdat ze anders gevorderd worden, spullen die je hebt gejat, spullen die je moet verhuizen, spul om je kacheltje te stoken.
‘Die van Bennis zijn naar Beekbergen,’ zeg ik.
‘Wij gaan naar rechts,’ zegt pa.
‘Ja maar die van Bennis…’
‘Ik heb je wel gehoord. Wij gaan naar rechts. Dit is geen tijd om je door vriendschapssentiment te laten leiden. Hier telt alleen gezond verstand.’
Ik heb pa zelden zo’n lange zin horen zeggen en dan is het ook nog eens een zin die nergens op slaat.
‘Beekbergen ligt in het noorden, en wij buigen nu naar het oosten,’ probeer ik nog.
‘Hou je kop, Kiendop.’